Bellen met een kersverse mentor: Jitske Bijlsma
Stichting Mentorschap telt ongeveer 350 mentoren. Onder hen zijn ook mensen die net begonnen zijn met het behartigen van de zorgbelangen van een cliënt. We belden met Jitske Bijlsma (59), een van de nieuwe mentoren.
· Hoi Jitske, waarom ben je mentor geworden?
‘Ik wil graag blijven bijdragen aan de maatschappij. Ik vind het belangrijk dat iedereen zelf bepaalt hoe hij of zij het leven inricht. Maar als die persoon dat niet zelf kan regelen, neem ik die rol graag op me. Verder realiseer ik me maar al te goed hoe belangrijk de aanwezigheid van een mentor ook kan zijn voor de directe omgeving, zoals de familie. Die kan zich soms heel erg verantwoordelijk voelen voor het welzijn van het familielid. De rol als broer/zus/vader/moeder wordt al gauw een andere rol, namelijk begeleider en mantelzorger. Ik weet uit ervaring hoe belastend dit kan zijn. Hoe fijn is het dan dat bepaalde taken bij een ander liggen?
· Hoe ben je in contact gekomen met stichting Mentorschap?
‘Via een advertentie in een vrijwilligersvacaturebank. Ik was op zoek naar een zinvolle bijdrage aan de maatschappij, die past bij mijn vaardigheden en karakter. Ik wist niet waar ik naar op zoek was, tot ik de advertentie las, me liet informeren en me realiseerde dat dit is wat bij mij past.’
· Wat kun jij een cliënt bieden?
‘Ik denk organisatievermogen, overzicht en rust. Tenminste, daar streef ik naar. Ik hoop en verwacht sowieso ook zelf veel te leren. Ik kom op deze manier in aanraking met een wereld die ik niet ken. Ik heb voorheen 25 jaar gewerkt in het internationale bedrijfsleven.’
· Ben je al gekoppeld aan een cliënt?
‘Ja, maar het eerste contact was lastig: de cliënt woont in een instelling gespecialiseerd in de opvang van mensen met Korsakov. Hij stond niet open voor contact en wees de noodzaak van het hebben van een mentor af. De tweede ontmoeting verliep een stuk gemakkelijker. Waarschijnlijk dat hij langzaam aan het idee wende, maar het kan ook door stemmingswisselingen komen. Inmiddels zoek ik hem eens per twee à drie weken op. We praten dan een half uur en dat is voor hem voldoende. Binnenkort ontmoet ik mijn tweede cliënt. Ik kijk er naar uit.’



