Mijn vrienden vragen: ‘Hoe is het met Jannie?'

cross

“De eerste jaren ben ik om de week naar Jannie toegegaan, steeds op hetzelfde tijdstip en met dezelfde rituelen. Ik kan alleen een goede mentor voor haar zijn als ik haar goed ken en zij zich veilig bij mij voelt. Na twee jaar was ik vertrouwd genoeg voor Jannie dat de groepsbegeleiders me met haar alleen konden laten. Nu ga ik elke drie weken naar haar toe. Dan drinken we samen koffie of we knutselen samen. Een uurtje, dan is de koek op en wordt ze onrustig. Ze kijkt echt naar me uit. Dat geeft me voldoening, dan weet ik dat ik het goed doe.”

Marjolein woont alleen. Ze houdt van reizen, koken, yoga, concerten bezoeken en ze volgt Spaanse les. Een paar jaar geleden ging ze op wereldreis. Nu is ze wat meer gesetteld: een eigen huis, een vast contract. Ze werkt in de jeugdzorg, als ambulant jeugdhulpverlener. Hiervoor werkte ze op een behandelgroep voor kinderen, waar ze ook slaap- en weekenddiensten draaide. “Ik had soms wel vier dagen in de week vrij als compensatie voor die uren. Ik wilde er graag iets bij doen, ook iets in de zorg, maar dan met volwassenen. Toen kwam ik in aanraking met Stichting Mentorschap. Ik heb aangegeven dat ik het geen probleem zou vinden om een cliënt te krijgen met bijvoorbeeld moeilijk verstaanbaar gedrag, waarbij het lastiger is een relatie op te bouwen. Ik ging ervan uit dat ik mijn weg wel vind, met welke cliënt dan ook. Ik ben gematcht met Jannie, haar vorige mentor was vrij plotseling overleden.”

Eigen taaltje
Jannie woont in een instelling in Den Dolder. Jannies ouders waren verstandelijk beperkt, net zoals zijzelf, haar broer en haar zus. De kinderen zijn al vrij jong uit huis geplaatst omdat dat niet ging. Sindsdien woont ze in een instelling met de hoogste intensiteit van zorg. “Jannie kan niet praten, ze heeft alleen wat woorden en kreten die ze veel gebruikt en verder praat ze in haar eigen taaltje. Ze heeft forse hechtingsproblematiek en kan daardoor heftig reageren als ze zich niet veilig voelt of als er iets anders aan de hand is.”

Vertegenwoordiger
“Als mentor ben ik haar wettelijke vertegenwoordiger. Ik vertegenwoordig haar bij de behandelbesprekingen en ik beslis mee over medische ingrepen, medicijngebruik en interventies. Ik bewaak dat de zorg voor haar goed geregeld is, zoals dat voor haar passend is en volgens de afspraken. Eén keer per jaar rapporteer ik aan de rechtbank over de uitvoering van het mentorschap.”

Meerwaarde
“Maar ik praat ook mee over bijvoorbeeld of de nieuwe meubels in haar kamer veilig genoeg zijn voor haar. Of als ik zie dat ze weer slechter loopt, vraag ik of hier door de arts al naar gekeken is. Daarnaast ga ik ook met haar fietsen op het terrein of neem ik knutselspullen mee, omdat ik merk dat het voor haar meerwaarde heeft aangezien ze van niemand anders bezoek krijgt. Dat hoort niet per se tot mijn taak, maar het is maar net hoe ik dat vormgeef. Jannie is nu echt iemand in mijn leven, mijn vrienden vragen altijd: ‘Hoe is het met Jannie?’

Ouder
Nina was Jannies vaste begeleider in de instelling. Ze werkte er al acht jaar en kende Jannie dus goed. Ze was heel tevreden over Marjolein als mentor. “Marjolein kan Jannie goed lezen, ze weet hoe ze met haar moet omgaan. Dat moet je aanvoelen, het is niet makkelijk uit te leggen. Ik vind dat ze dat heel goed opgebouwd heeft.” Marjolein: ”Ik merk wel dat je als mentor meer je best moet doen om gehoord te worden. Nina en ik hadden heel goed contact met elkaar, maar er zijn veel wisselingen met begeleiders en artsen geweest. Toen er een nieuwe arts werd aangesteld, heb ik meteen gebeld voor kennismaking en samenwerkingsafspraken. Ik begreep van Nina dat dit bij ouders vanzelfsprekend gebeurt maar bij mij pas toen ik erom vroeg. De mentor is niet iemand die automatisch in het vizier is, zoals ouders. Terwijl ik formeel ook geïnformeerd en betrokken moet worden. Nina: “Voor mij is er geen verschil tussen mentor of familielid, ik heb met iedereen open contact, dat vind ik belangrijk, daar bouw je vertrouwen mee op.  Ik zeg gewoon waar het op staat en dat kan met Marjolein.”

Continuïteit
Marjolein: “Zonder mentor zou Jannie overgeleverd zijn aan de grillen van de zorg met alle bezuinigingen en tijdsdruk van dien. Ik wil zeker niet zwartepieten, want ik weet zelf hoe het werkt in de zorg, maar ik ben de enige die de grote lijnen voor haar bewaakt. Soms moet je iemand twee mailtjes sturen voordat iets geregeld wordt. Ik ben nu degene die continuïteit in haar leven brengt.”

Sparren
Een paar keer per jaar, naar behoefte spreekt Marjolein af met de regiocoördinator. “Ik kan haar tussendoor altijd bereiken als ik met een vraag zit en ik kan vervanging tijdens mijn vakanties met haar regelen. Zij is toch degene die het meeste op de hoogte is hoe het met Jannie gaat. Daarbij is het digitale mentorschapsdossier dat we bijhouden over onze cliënten een groot hulpmiddel. Ook organiseert ze intervisiebijeenkomsten met de andere mentoren in onze regio. Daar kun je bespreken hoe je dingen aanpakt, waar je tegenaan loopt. Dat is heel fijn. Stichting Mentorschap organiseert verder themamiddagen waarbij we casussen bespreken rond een bepaald thema, om de mentoren verder te scholen. Hier maak ik graag gebruik van.”

Zorgachtergrond
“Ik denk dat ik Jannie beter kan begeleiden doordat ik een zorgachtergrond heb, omdat haar problematiek beter begrijp en weet hoe de zorg in elkaar steekt. Ik weet wat gangbaar is en wat echt niet ‘goed genoeg’ is. Ik heb echt een andere rol dan op mijn werk, ik zit aan de andere kant van de tafel. Ik vind het prettig om mijn expertise en kracht, datgene waar ik goed in ben, te kunnen inzetten voor iets heel anders. Maar ik denk dat bij een gemiddelde cliënt iedereen met zijn beste bedoelingen dat kan doen. Als er een klik is, kun je je cliënt echt goed aanvoelen. Ik ga er niet mee stoppen, ook niet als ik het met mijn werk drukker krijgt, want ik vind niet dat je dat zomaar kan doen.”